donderdag 9 juli 2015

"Ik ga lopen. Ik ben een pelgrim."

De Vlaardingse kerken organiseerden in het voorjaar van 2015 een cyclus van vier bijeenkomsten rond de ‘Pelgrimage van gerechtigheid en vrede’, waartoe de Wereldraad van Kerken heeft opgeroepen. Gied ten Berge gaf op een van de avonden een lezing over pelgrimeren in de christelijke traditie.  Het vredesengagement van deze oud-medewerker van IKV en Pax Christi was mij bekend. Maar wat heeft hij met pelgrimeren? Half april sprak ik uitvoerig met hem voor het Rotterdamse bisdomblad Tussenbeide. Een beknopt verslag verscheen in het julinummer. Hier volgt een uitvoeriger versie.

“Mijn eigen pelgrimservaringen gaan een heel eind terug,” zo steekt Ten Berge van wal. “Toen ik tien was, werd ik op een vakantiereis naar Frankrijk meegenomen naar diverse bedevaartoorden, zoals het heiligdom van Onze Lieve Vrouw in Beauraing, het geboortehuis van Jeanne d’Arc in Domrémy en de schrijn van de heilige Pastoor van Ars. Mijn tantes vertelden mij hoe pelgrims vroeger lopend naar zulke plaatsen op weg gingen. Dat maakte diepe indruk. Toen we dan ook op onze eindbestemming aankwamen aan de voet van de Franse Alpen, pakte ik een stok en zei: ‘Ik ga lopen. Ik ben een pelgrim.’”

Uit zijn middelbare schooltijd bij de paters Augustijnen in Haarlem kan hij zich nog herinneren, hoe zij in de Luilaknacht (zaterdag voor Pinksteren) een voet- en fietstocht naar het pelgrimsoord van Willibrord en Maria in Heiloo organiseerden. Evenals in Frankrijk lag ook hier een krans van cafétjes rond het heiligdom, waar de kerkgangers zich na de viering verzamelden. Ten Berge: “Ik voelde me al heel jong deel van een communitas.” Communitas is het begrip, dat in veel pelgrimsonderzoek wordt gebruikt om de alternatieve gemeenschap aan te duiden, waarin een pelgrim tijdens zijn tocht verblijft. In die gemeenschap vallen veel maatschappelijke verschillen tijdelijk weg en spelen andere waarden een rol. Mensen genieten weer van eenvoudige zaken en echte ontmoetingen. Dat was ook zijn eigen ervaring, toen hij in 2005 tijdens een sabbatverlof naar Santiago de Compostela fietste. Deels als sponsortocht voor een aantal projecten in Bethlehem, deels om even afstand te nemen van het dagelijkse leven en nieuw perspectief te vinden.

De paradox van de bestemming en de weg

Op de vraag wie nu een pelgrim is, antwoordt Ten Berge: “iemand die een reis maakt naar een plaats waaraan om religieuze en historische redenen een bijzondere waarde wordt toegekend en waarbij de weg en de ontmoetingen op die weg een eigen meerwaarde hebben.” Dat is een omschrijving, die goed aansluit bij de moderne pelgrim, die niet per se religieus is en zoekt naar de comfortzone van spiritualiteit en persoonlijke ontwikkeling. Voor de traditionele pelgrim was het gebeuren op de heilige plaats het onbetwiste hoogtepunt. Peter Schmidt heeft er in zijn Oecumenelezing 2015 op gewezen, dat de paradox van de bestemming en de weg eigen is aan elke pelgrimage. (zie ook een eerdere blog).

Ten Berge ervoer die paradox ook op zijn pelgrimstocht naar Santiago. “Toen ik onderweg naar Santiago in Vezelay aankwam en de kathedraal op de berg zag, had ik een openbaringsgevoel: de stad op de berg, het Nieuwe Jeruzalem. ‘Santiago, je kan me niet ver genoeg zijn.’ Dat heeft te maken met de beleving van eeuwigheid in het menselijk bestaan.

 
Maar het hoogtepunt voor mij was Rabanal, wat lager gelegen dan het Cruz de Ferro. Hier staat een klein klooster, in 1999 heropend door benedictijnen van Monte Irago. Als je bij deze missionaire monniken wilt overnachten, is de enige plicht dat je daar drie dagen verblijft. Je moet niet te snel gaan. Daar beleefde ik een doorbraak.  Ik voelde me bevrijd en vervuld. Eigenlijk hoefde ik niet meer naar Santiago.” Hij is overigens wel verder gereden.

Ambivalente traditie

De christelijke traditie staat dubbel tegenover pelgrimeren. In de Bijbel komen we geen oproepen tegen tot pelgrimeren. Er zijn wel pelgrimspsalmen, maar volgens Grol weten we maar weinig over het ontstaan en het gebruik ervan. Er wordt wel gezegd, dat Jezus ook een pelgrim was, maar het woord pelgrimage wordt nauwelijks of niet gebruikt. Als in de eerste eeuwen over pelgrimstocht wordt gesproken, is dat meer in overdrachtelijke zin. De vroege kerkvaders Origenes en Eusebius van Caesarea leefden in Palestina, maar hadden geen belangstelling voor het fysieke Jeruzalem. Hun belangstelling ging uit naar het ‘Hemelse Jeruzalem’. Pas toen het christendom Romeinse staatsgodsdienst werd, werden de christelijke heilige plaatsen opgewaardeerd en kwamen pelgrimages in aanzien.

Enkele eeuwen na de verovering van het Heilige Land in 637, kwamen op verzoek van de keizer van Byzantium de kruistochten op gang. Het waren, zeker in het begin, een soort van ‘gewapende pelgrimages’ van de Westerse christenen, om ‘hun’ heilige plaatsen terug te veroveren.

Luther en Calvijn kwamen in verzet tegen het doen van goede werken om de genade van God af te dwingen. God laat zich niet bidden, zeker niet via een pelgrimstocht. De katholieke kerk bleef bedevaartoorden erkennen, aanbevelen en soms ontraden. Pelgrimages werden nooit verplicht, het zijn ‘volksdevoties’.

Twee wegen

Ten Berge heeft net de tekst voor een nieuw boek klaar, ‘Kom en zie!’, over pelgrims met een boodschap in het Heilig Land.  Daarin werkt hij het dubbele karakter van de pelgrimstocht verder uit aan de hand van enkele gedachten van Dorothee Solle. In ‘Mystiek en verzet’ onderscheidde deze theologe twee wegen om mystiek verlangen en verzet tegen onrecht met elkaar te verbinden. Je kan het geheim van God via twee wegen benaderen. Je kan God zien via een ontmoeting met het goede, het schone en het ware (Augustinus). Maar je moet ook open staan voor de duistere kant van het leven, het negatieve. Je kan ook sprakeloos worden door afgrijzen of weerzin. Ten Berge: “De moderne pelgrim is alleen op zoek naar positieve belevingen, piekervaringen, een glimp van de eeuwigheid. Dat was bij mij in 2005 ook zo. Maar de confrontatie met lijden kan ook leiden tot compassie en doen van gerechtigheid. Beide wegen moeten samen kunnen komen in een pelgrimage. Als je het ene afsluit voor het andere, verlies je iets.”

Pelgrims met een boodschap

In de laatste jaren is Gied ten Berge actief betrokken bij de ontwikkeling van ‘Kom en zie!’ pelgrimages naar het Heilig Land. Zij zijn een antwoord op de uitnodiging die Palestijnse christenen in 2009 hebben gedaan in het Kairos document: “Om onze werkelijkheid te verstaan, zeggen we tegen de kerken: ‘Kom en zie!’ Wij zullen ons aandeel leveren om jullie de waarheid van onze harde werkelijkheid te laten zien. We zullen jullie ontvangen als pelgrims die naar ons toe komen om te bidden en een boodschap van vrede, liefde en verzoening te brengen. Jullie zullen de feiten leren kennen van dit land en de bewoners, zowel de Palestijnen als de Israeli’s.”

Zo’n reis voert niet alleen langs heilige plekken uit de Schriften, maar ook langs onheilige plaatsen. Ten Berge: “Een ‘Kom en zie!’ reis gaat bijvoorbeeld naar Hebron, naar het graf van de Aartsvaders, waar ook precieze uitleg volgt hoe joodse kolonisten vandaag met steun van het leger het centrum stap voor stap aan het annexeren zijn. Of de pelgrims worden mee genomen naar Jericho. Hier vielen in een voorhistorisch verleden niet alleen ‘de muren’ zonder slag of stoot, er is óók een kabelbaan naar een berg met een indrukwekkend uitkijkpunt. Volgens de overlevering werd Jezus hier door de duivel drie maal op de proef gesteld. Een uitgelezen plaats voor pelgrims met een missie.” Het is niet alleen een politieke reis. Elke avond is er ook tijd voor bezinning en op diverse heilige plaatsen wordt deel genomen aan een viering, b.v. in de Annunciatiekerk in Nazareth en aan het Meer van Galilea.

 
Ook op onheilige plaatsen: viering in Cremisan
 
Het grootste deel van Ten Berge’s boek beschrijft de ervaringen van de deelnemers aan een ‘Kom en zie!' reis in oktober 2013. “De reis heeft veel indruk gemaakt op de deelnemers. Een van hen was een missionaris met jarenlange ervaring in Libanon, die een stellig wantrouwen had tegen Israël. Hij kwam te praten met een Israëliër, die lid is van een groep die het stilzwijgen wil doorbreken. In dat gesprek brak zijn vijandsbeeld. Mensen zweefden na thuiskomst nog een tijd rond. Ze wisten niet waar ze het zoeken moesten. Ze zeiden: ‘Ik was niet geland. Ik moest er met iedereen over praten. Ze begrepen het niet.’”

Is dat niet kenmerkend voor elke authentieke pelgrimservaring?

Verder lezen:
 
Gied ten Berge en Wantje Fritschy, Pelgrimeren naar de Morendoder. Onderweg naar Jacobus van Compostela, Valkhofpers, Nijmegen 2006.
 
Gied ten Berge, Vredesbeweger. Ervaringen in de vredesbeweging 1973-2008, Valkhofpers, Nijmegen 2008.

dinsdag 7 juli 2015

Pelgrimstocht Vastenaktie 2012

Eind maart 2012 nam ik met 74 andere lopers deel aan de Pelgrimstocht van de Vastenaktie, een vierdaagse spirituele sponsortocht rond het Drielandenpunt.[i] De opbrengst van de Pelgrimstocht was bestemd voor het Vastenaktieproject in Ethiopië. Met elkaar hebben de deelnemers toen ruim 72.000 euro bijeengebracht. Zelf heb ik 1924 euro opgehaald, via bijdragen uit mijn kennissenkring, mijn parochie in Barendrecht en de Iona Community. Dit verslag is oorspronkelijk verschenen op de website van de Vastenaktie, maar is inmiddels verdwenen. Qua inhoud past het goed op deze blog met teksten rond pelgrimeren en diaconie. En op de onlangs gehouden Iona Community Continental Meeting 2015 is de wens uitgesproken om in 2018 een meerdaagse pelgrimage te organiseren in dit Duits-Nederlandse grensgebied. Mijn ervaringen met de Pelgrimstocht van de Vastenaktie in 2012 kunnen daarvoor een inspiratiebron zijn.

Pelgrimstocht 29 maart - 1 april 2012


 Het zijn vier mooie dagen geworden. Lopen door het Limburgse heuvellandschap is op zich al bijzonder. Ook aan de Nederlandse kant waan je je als Randstedeling in het buitenland. Guus Prevoo van de Vastenaktie had een prachtige route uitgezet, langs tal van historisch en cultureel markante plekken. In een aantal kerken konden we ook een stempel krijgen voor onze pelgrimspas, twee pagina’s achter in het Pelgrimsboek dat elke deelnemer meekreeg. Naast de routebeschrijving bevatte dit boekje ook aanvullende informatie en bezinnende teksten bij deze plekken. Zo bezochten we de kerk van Wahlwiller met de kruisweg van Aad de Haas, (geen 14 staties, maar 16. Naast de verrijzenis aan het eind ook een extra statie aan het begin: het verraad van Judas. De Haas heeft in de Tweede Wereldoorlog in het verzet gezeten en maakte verraad van nabij mee), zagen in het oude kerkje van Lemiers de moderne schilderingen van Hans Truijens en bezichtigden de Dom van Aken.
  

Over oude pelgrimspaden

Wat maakte deze Pelgrimstocht verder zo bijzonder? De route voerde geregeld een stukje over oude pelgrimspaden, niet alleen de camino naar Santiago de Compostela, maar ook over regionale routes zoals de Bittweg van Aken naar het heiligdom van Maria in Moresnet. Onderweg kwamen we langs verschillende pelgrimsoorden, Lourdesgrotten, Calvariebergen, kruiswegen, wegkapelletjes e.d. Donderdagavond hield Marije de Nood, medewerker educatie van het Museum Catharijneconvent en samenstelster van de tentoonstelling over de pelgrimage naar Santiago de Compostela van afgelopen winter, een presentatie over pelgrimeren. Daarin wisselde zij beelden uit de collectie van het Museum en dagboekfragmenten van 15e en 16e eeuwse pelgrims naar Santiago af met haar eigen belevenissen als pelgrim van Saint-Jean-Pied-de-Port naar Santiago. Heel boeiend! Lopende langs deze plekken ervaar je, dat je in een lange traditie staat/gaat.  

Werken van barmhartigheid

Met Guus Prevoo heb ik drie ochtendvieringen verzorgd. De zaterdagviering had een bijzonder karakter. De hongerdoek van dit jaar sluit nauw aan bij de thematiek van het Vastenaktieproject en verbeeldt de werken van barmhartigheid in de context van een Afrikaanse sloppenwijk. Bij de voorbereiding van de Pelgrimstocht ontdekten we, dat de route op zaterdag ons zou voeren langs tal van plekken die vrij natuurlijk in verband gebracht kunnen worden met een van deze werken, in verleden of heden. Uiteindelijk konden we ze alle zeven lokaliseren. In de viering hebben we stil gestaan bij deze zeven werken van barmhartigheid in de volgorde waarin we ze later die dag zouden passeren. Voor mij gaf die invulling een extra lading aan de etappe van zaterdag. Om welke connecties ging het dan?
 
  • naakten kleden - Klenkesmonument Aken (Klenkes is de opgeheven pink, een verwijzing naar de kinderarbeid in de naaldenindustrie in de negentiende eeuw) 
  • gevangenen bezoeken - de steen op de markt waarop een gevangene moest staan om het uitspreken van zijn doodvonnis te aanhoren
  • hongerigen voeden - Wereldwinkel in Aken
  • doden begraven - Campo Santo (begraafplaats met overdekte galerijen voor de rijke Akenaren) en Westfriedhof (grote begraafplaats)
  • zieken bezoeken - Klinikum (groot universiteitsziekenhuis) en Karlsgarten, waar oude bomen, planten en kruiden worden geteeld die elke hoeve van Karel de Grote verplicht was aan te planten voor geneeskundig gebruik
  • dorstigen laven - Seffent, een dorpje genoemd naar zeven bronnen (Septem Fontes
  • vreemdelingen opnemen - op de plek van de huidige pastorie van Bocholtz stond vroeger een gasthuis voor pelgrims uit Aken op weg naar Santiago de Compostela. De eerste vermelding dateert van 1373.

Bijzondere ontmoetingen

Al lopend kom je gemakkelijk in contact met andere pelgrims. Velen van hen zetten zich al jaren in voor de Vastenaktie en zijn actief in een werkgroep voor Missie, Ontwikkeling en Vrede. Anderen zijn op de Pelgrimstocht afgekomen, omdat ze wat met pelgrimeren hebben of graag wandelen. Een spotje op de radio of een bericht in Studio had hen op het spoor van de Pelgrimstocht gebracht. Een deel (16) had vorig jaar al deelgenomen aan de eerste Pelgrimstocht. Lang niet alle deelnemers waren van katholieke huize. Ik schat, dat er tussen de tien en vijftien protestanten meeliepen: een groep van 6 PKN-ers uit Middelburg die door een deelnemer van vorig jaar enthousiast was gemaakt, maar ook PKN-ers uit andere delen van het land of leden van andere kerkgenootschappen. Ieder had zijn eigen verhaal en motieven om mee te doen. Al lopend deelden we, soms vluchtig, soms wat langer en diepgaand, een stukje (levens)verhaal. En vrijdagavond speelde Vastenaktie-ambassadeur en medepelgrim Hella van der Weijst het ‘Open Kaart’-spel met de deelnemers, wat ook tot de nodige ontboezemingen leidde.
Tijdens een deel van de route liepen ook enige Ethiopische medewerkers van het project mee, die op dat moment op uitnodiging van de Vastenaktie in Nederland verbleven om bekendheid te geven aan hun werk. Donderdagavond gaven zij ook een presentatie over Ethiopië en het werk van de Daughters of Charity. En er was een heuse Ethiopische koffieceremonie.
Zo kregen wij meer inzicht in het leven van de krottenwijkbewoners in Addis Abeba en de inspanningen om hen in staat te stellen een betere toekomst voor zichzelf en hun familie op te bouwen. Van het opzetten van kleine handeltjes (brandhout, kaarsen) tot spaar- en kredietgroepen. Daar hebben we toch het geld voor bijeen gebracht.
  

Nieuwe hongerdoek

Heel bijzonder vond ik ook het bezoek aan het atelier in de Ottostrasse. Daar was een Boliviaans-Sloveense kunstenares bezig om de laatste hand te leggen aan de nieuwe hongerdoek voor 2013, 'Hoeveel broden hebben jullie?'. Ejti Stih heeft de opdracht van Misereor gekregen om een doek over het thema ‘honger’ te maken. Vanaf oktober heeft zij thuis in Santa Cruz gewerkt aan verschillende ontwerpen. Nu verbleef zij vijf dagen in Aken om de doek af te maken. Juist die zaterdag was zij begonnen. Ze voelde zich een ware celebrity met al die belangstellende pelgrims om zich heen… De doek bestaat uit vier taferelen, afgescheiden van elkaar door een horizontale en verticale kruisbalk. Op het eerste gezicht kon ik een aantal verwijzingen naar bijbelverhalen herkennen, zoals de jongen met de vijf broden en twee vissen, de arme Lazarus en de rijke vrek, en het Laatste Avondmaal. Ejti Stih werkt veel met felle kleuren. Rood en geel overheersen. Ze vertelde, dat ze op de kunstacademie in Joegoslavië had moeten leren werken in grauwe kleuren, zoals bruin, zwart en wit. Sinds ze dertig jaar geleden in Bolivia kwam wonen, en de kleurrijke omgeving van Santa Cruz leerde kennen, werkt ze het liefst met felle kleuren, als een soort statement.
 

Terugblik

Vier dagen Pelgrimstocht was vier dagen genieten van een prachtige omgeving, tachtig kilometer lopen, 75 mensen ontmoeten, de een wat vluchtiger dan de ander, opmerkzaam worden op gebouwen en andere zaken onderweg, ontdekken dat je loopt in de voetsporen van hele generaties voor je, verhalen horen en ervaringen delen, stil zijn en samen feesten, serieus zijn en vrolijk. En dat alles voor een goed doel: de Vastenaktie.
Na die lange voorbereidingstijd, waarin ik maanden bezig ben geweest om sponsors te vinden en waardoor ik ook de Veertigdagentijd dit jaar intenser heb beleefd dan voorgaande jaren, gingen die vier dagen eigenlijk snel voorbij. En toch was de pelgrimstocht niet afgelopen toen we op zondag 1 april het klooster van Wittem bereikten en een Ethiopisch kruisje als pelgrimsinsigne overhandigd kregen. Op een of andere manier gaat die door.
 
 
Op dinsdag mocht ik een presentatie van mijn ervaringen met de Pelgrimstocht geven voor mijn collega’s van het Bisdombureau en een korte gebedsviering leiden. Laat nu de lezing van die dag uit Johannes 13 komen, het verhaal van het verraad van Judas (de eerste statie van de kruisweg van Aad de Haas).
Geregeld vragen mensen die mij gesponsord hebben of er anderszins van gehoord hebben, mij naar mijn ervaringen. Dat zal ongetwijfeld ophouden, zoals ook de financiële bijdragen op de website zullen stoppen. Maar de herinneringen blijven, op Facebook gaan de contacten met andere pelgrims door, een hele serie foto’s van mijzelf en anderen getuigen van deze vier dagen. Kortom, de Pelgrimstocht heeft de Vastenaktiecampagne 2012 voor mij tot een heel bijzondere Vastenaktie gemaakt.
 


[i] Route Pelgrimstocht
Donderdag 29 maart:          Huize Damiaan, Simpelveld – kerkje Wahlwiller                            8 km
                                               Kerkje Wahlwiller – Holset (rustpunt)                                           10 km
                                               Holset – Home Franck, Völkerich (B)                                             5 km        Totaal 23 km
Vrijdag 30 maart                   Home Franck, Völkerich – Moresnet Chapelle (B)                        9 km
                                               Moresnet Chapelle – Drielandenpunt – Colynshof Aken (D)    10 km      Totaal 19 km
Zaterdag 31 maart               Jeugdherberg Aken – Dom Aken (D)                                             5 km
                                               Dom Aken – Seffent (D)                                                                   6 km
                                               Seffent (D) – Lemiers – Orsbach – Bocholtz – Simpelveld         16 km      Totaal 28 km
Zondag 1 april                     Huize Damiaan, Simpelveld-  klooster Wittem                              10 km

donderdag 18 juni 2015

Stadspelgrimage langs werken van barmhartigheid 2: de inhoud

In mijn vorige blog heb ik de voorbereiding van de stadspelgrimage langs werken van barmhartigheid uit de doeken gedaan, die op 13 juni 2015 in Zoetermeer werd gehouden. Nu geef ik het eigenlijke verslag.

Start stadspelgrimage

Op zaterdagmiddag 13 juni verzamelden zich rond half twee vijftien deelnemers in het nieuwe parochiecentrum, enkelen naar aanleiding van de berichtgeving in de kranten. Zij werden gastvrij onthaald door enige jongeren van M25 Zoetermeer, het diaconale jongerenproject van de parochie. 'M25' verwijst naar hoofdstuk 25 van het Evangelie van Mattheus, waaraan de werken van barmhartigheid zijn ontleend. Die werken kwamen ook naar voren in het openingsgebed van Walther Burgering, ontleend aan het getijdengebed van deze zaterdag. Je kunt het nauwelijks toeval noemen: 13 juni is de feestdag van Antonius van Padua, vooral bekend als patroon van verloren zaken, maar ook van de armen én van helpers in de nood. In de Nicolaaskerk van Zoetermeer staat achter onder het Antoniusbeeld een kistje en de tekst 'Antoniusbusje voor Vincentiuswerk'. In andere kerken heeft het offerblok vaak als opschrift 'St. Antoniusbrood'. Beide verwijzen naar hetzelfde gebruik van een gift voor de armen.


Ton Vermeulen bij het Antoniusbusje

Deze traditie heeft zijn oorsprong in Frankrijk. Op 12 augustus 1890 kon Louise Bouffier uit Toulon de deur van haar winkel niet openen. Ze haalde er een smid bij, maar ook hij kon het slot niet open krijgen. Daarop ging hij naar zijn werkplaats om zwaarder gereedschap te halen. Louise was bang dat hij haar deur zou beschadigen. Daarom beloofde zij de H. Antonius dat ze de armen zou helpen als haar deur ongeschonden bleef. De smid kwam terug met een zware hamer. Maar eerst probeerde hij het nog eens met de sleutel en... de deur ging open. Uit dankbaarheid plaatste Louise een Antoniusbeeld en een offerbusje. Al snel verspreidde dit gebruik zich over West-Europa.

De hongerigen voeden

'De hongerigen voeden' is het eerste werk van barmhartigheid, dat aan de orde komt. Anneke Gouweleeuw is coordinatrice van het uitdeelpunt van de Voedselbank, dat is gevestigd in het parochiecentrum. De Voedselbank in Zoetermeer kent in totaal zes uitdeelpunten. De Voedselbank verstrekt wekelijks 250 pakketten, waarvan 65 in het Centrum. Men krijgt de bulkpakketten van het regionaal uitdeelpunt, die worden aangevuld met (verse) levensmiddelen die Zoetermeer zelf heeft bijeen gebracht. Zo levert een plaatselijke bakker elke week een partij brood: elke avond gaan de onverkochte broden in de vriezer. Op donderdag gaan alle broden dan naar de Voedselbank. En als er eens een week weinig broden zijn overgebleven, bakt hij gewoon wat extra. Ook de inzamelingen in de kerken en de acties bij de supermarkten zijn bestemd voor deze aanvulling.
De pakketten van de Voedselbank zijn nooit bedoeld geweest als rantsoenen, waarvan je een week kunt leven. Ze zijn een steuntje in de rug of een aanvulling op de eigen aankopen. De oorspronkelijke intentie was het tegengaan van verspilling door teveel geproduceerde levensmiddelen ten goede te laten komen aan de armen. Om in aanmerking te komen voor een pakket moet men aan bepaalde eisen voldoen. Zo mag een volwassene niet meer dan 180 euro per maand vrij beschikbaar hebben na betaling van woonlasten, energiekosten, water, zorgkosten, communicatiediensten, gemeentelijke belastingen, waterschapsbelasting, verzekeringen en andere financiële verplichtingen. Voor elke andere volwassene mag 60 euro bijgeteld worden, voor elk kind 50 euro. De hulp is tijdelijk en kan maximaal drie jaar duren. Klanten worden aangeleverd via het maatschappelijk werk, de sociale dienst of andere instanties.

De Heilige Geest en haar nazaten

De Voedselbank is een moderne vorm van 'de hongerigen voeden'. Uitdelingen van voedsel aan de armen kunnen bogen op een lange traditie. In de veertiende eeuw kwamen in onze streken de 'Tafels van de Heilige Geest' op. Het begon kleinschalig met tafels achter in de kerk, waarop gelovigen een deel van hun overvloed konden achterlaten. Na de mis werden die goederen uitgedeeld aan de armen. Aanvankelijk had de pastoor de leiding bij de uitdeling, maar geleidelijk aan kregen de leken een steeds belangrijker rol. Naarmate de steden groeiden en het aantal armen toenam, werd de ruimte achterin de kerk te klein. Er kwamen soms aparte gebouwen voor 'de Heilige Geest' en de armenmeesters of Heilige Geestmeesters kwamen onder toezicht te staan van de stedelijke overheid of de ambachtsheer op het platteland. Over de armenzorg in Zoetermeer-Zegwaart tijdens de Middeleeuwen is niet zoveel bekend. De oudste vermelding van personen die "leven van den Heyligen Geest" dateert uit 1514. Zoetermeer en Zegwaart waren weliswaar twee dorpen (ambachten), maar vormden één parochie en hadden dan ook één gezamenlijk fonds. Na de Reformatie bleven de Heilige Geestmeesters dit fonds besturen met een benoeming van de schout. Wel richtten de Gereformeerden een eigen diaconie op, die de eigen belijdende leden ondersteunde.
De benaming 'Heilige Geestmeesters' raakte halverwege de zeventiende eeuw in onbruik. Het fonds ging verder als Grote of Politieke Armbestuur. Het bezat wat land in de Meerpolder en Zoeterwoude en verpachtte ook enige huisjes. Inkomsten kwamen verder uit deurcollectes met een open schaal, opcenten bij verkopingen en een bedrag bij het verpachten van belastingen. De jaarlijkse inkomsten en uitgaven bedroegen begin 1700 ongeveer 1250 gulden. Het meeste geld werd besteed aan brood, schoenen, turf, af en toe kleding, en kostgeld aan mensen die armen in huis namen. Soms betaalden ze een begrafenis of medicijnen.
In 1759 kwam een einde aan het gezamenlijke armbestuur. Zegwaart had meer inwoners dan Zoetermeer en stond er economisch slechter voor. Toen de ambachtsheer van Zoetermeer in 1756 stierf en een bedrag van 6000 gulden naliet voor alleen de Zoetermeerse armen, was dit aanleiding voor de Zoetermeerse armmeesters om zich los te maken van Zegwaart. Je kon van de Zoetermeerders toch niet verlangen dat ze de armen van Zegwaart zouden steunen "waartoe zij geene de minste relatie hebben"? (Enig geheugenverlies komt soms goed uit.)
Twintig jaar later vond er een nieuwe splitsing plaats. Tot dan had het Grote of Politieke Armbestuur de zorg gehad voor alle inwoners: de gereformeerden, de remonstranten en de katholieken. Alleen de gereformeerde lidmaten konden rekenen op steun van de eigen diaconie, maar dat betrof maar een klein deel van de bevolking. In de achttiende eeuw ging de Nederlandse economie achteruit en kregen veel instellingen voor armenzorg te kampen met tekorten. Een van de oplossingen was het uitsluiten van bepaalde categorieen armen. In heel Nederland zie je in die tijd de tendens dat de armenzorg voor leden van andere kerkgenootschappen dan de gereformeerden (de bevoorrechte godsdienst) meer en meer werd neergelegd bij het betreffende kerkgenootschap. Tegelijk zie je ook, dat deze kerkgenootschappen ook zelf meer wilden doen aan de ondersteuning van de eigen armen om hen ook een gelovige opvoeding te kunnen geven. Dat gold in het bijzonder voor de instellingen, waar armen ook woonden (weeshuizen, oudemannen- en vrouwenhuizen e.d.). Als je als katholiek al werd toegelaten, dan moest je je wel schikken in de protestantse godsdienstoefeningen in het huis. Formeel konden de katholieken in de achttiende eeuw nog geen rechtspersonen oprichten voor de verschillende vormen van armenzorg en daaraan schenkingen doen of legaten. Maar via stromannen en gedoogconstructies zie je in deze tijd katholieke armbesturen en instellingen opkomen. Dat is ook het geval in Zoetermeer. Hoewel niet duidelijk is, of de katholieken hier op eigen benen wilden staan, of dat de anderen van hen af wilden, rond 1780 kwam er een RK Armenkas.

De dorstigen laven

Een van de bepalingen bij de splitsing was, dat de Grote Armen aan de Roomse Armen belastingvrij bier zouden leveren, dat bij de begrafenissen van arme mensen "naar gewoonte wordt gebruikt". Daaraam hebben we niet gedacht bij het tweede liefdeswerk 'de dorstigen laven'. Voor dit werk verplaatsten we ons naar een gangetje tussen de pastorie en het kerkgebouw. In de vloer zit een putdeksel, dat al vijftien jaar muurvast zit maar dat toegang geeft naar een grote waterput, die gedeeltelijk onder het huidige kerkgebouw doorloopt. Deze waterput is indertijd gebouwd naast het oude kerkgebouw om daarin het regenwater op te vangen. In tijden van droogte konden de dorpelingen hier relatief schoon drinkwater putten. Pas in 1928 zou in het dorp een waterleiding worden aangelegd. Tot dan waren de mensen gewoon water uit een put of sloot te gebruiken. Meestal was dat redelijk schoon, hoewel we er nu ziek van zouden worden. Maar waar mensen dicht op elkaar woonden, zoals in de vroegere steegjes bij de Dorpsstraat, werd het zelfreinigend vermogen van het water overbelast. In de negentiende eeuw braken er dan ook geregeld cholera-epidemieen uit. De waterput bij de Nicolaaskerk bracht uitkomst voor de inwoners van Zoetermeer. Zegwaart had ook een dergelijk reservoir.
 

De zieken bezoeken

In het gebouwtje aan de rechterkant (Dorpsstraat 76) was lange tijd het Groene Kruis gevestigd. Het Groene Kruis was een neutrale landelijke vereniging voor wijkverpleging. Naast het verzorgen en verplegen van zieken aan huis en het ter beschikking stellen van hulpmiddelen, hield zij zich bezig met het verbeteren van de hygiënische omstandigheden. Het Groene Kruis werd opgericht in 1900 en kende aanvankelijk vooral afdelingen in Utrecht en Zuid-Holland. De naam 'Groene Kruis' verwees naar de 'huiskleur' van de medische faculteit.
Walther Burgering voor het voormalige Groene Kruisgebouw
 
Naast het Groene Kruis bestonden er in Nederland ook kruisverenigingen op levensbeschouwelijke grondslag, zoals het rooms-katholieke Wit-Gele Kruis en het protestantse Oranje-Groene Kruis. In 1973 fuseerden de kruisverenigingen tot de Nationale Kruisvereniging.
Ton Vermeulen kan zich nog herinneren hoe hij als kind hier het consultatiebureau bezocht. In de jaren veertig moet een Zoetermeerse pastoor nog wel een poging hebben gewaagd om ook een Wit-Gele Kruisafdeling op te richten met een eigen gebouw, maar de Zoetermeerse katholieken schrokken terug voor de kosten en waren tevreden over het Groene Kruis.
Hij maakte ook melding van een aantal artsen in de vorige eeuw, die nog wel eens 'vergaten' een rekening voor armere patienten te schrijven.
 

De naakten kleden

Voor de 'naakten kleden' liepen we vervolgens naar de Plesmanstraat waar sinds enige tijd " 't Schuurtje van Vincentius" is gevestigd. Voor een aantal deelnemers was het de eerste keer, dat zij hier een voet over de drempel zetten. Zij keken hun ogen dan ook uit in deze kringloopwinkel van de Vincentius Vereniging Zoetermeer. Begonnen als een boekenbeurs in 1983 in een garage bij de kerk (het 'Schuurtje'), is het assortiment in de loop der jaren flink gegroeid. Naast de garage werd ook het oude parochiehuis gebruikt. Na enige omzwervingen is 't Schuurtje van Vincentius' nu dan in het huidige pand terecht gekomen. Op de eerste en derde zaterdag van de maand kunnen hier allerlei spullen gekocht worden, zoals handzaam meubilair, lampen, boeken en huishoudelijke artikelen. Op de eerste verdieping is een hele ruimte ingericht als kledingwinkel. Mensen met een kleine beurs (en anderen) kunnen hier voor weinig geld goede tweedehandskleding aanschaffen. De opbrengsten van de winkel worden gebruikt voor goede doelen in Zoetermeer en in de Derde Wereld, waar banden zijn met de Vincentiusvereniging of de parochie. Ook de PCI ontvangt jaarlijks een gift.
 
 
De kledingafdeling in 't Schuurtje van Vincentius
 
De Vincentiusvereniging is in Zoetermeer opgericht op 16 december 1913. Bij die gelegenheid omschreef de landelijke president het doel van de Vincentiusvereniging als "eigenheiliging, zich zelf beter mensch maken en als middel daartoe de beoefening der Christelijke Charitas; en haar werking dat hoofdzakelijk bestaat in het bezoek der armen aan huis." De eerste leden kwamen vooral uit de meer gegoede boeren en middenstanders.
De leden van de Vincentiusvereniging bezochten de armen thuis en bepaalden dan hoeveel hulp ze nodig hadden. Elke week kwamen ze op dinsdagavond bijeen op de pastorie. Die bijeenkomsten hadden een vaste agenda: opening met gebed, geestelijke lezing, notulen van de vorige vergadering, stand van de kas en betaling van de rekeningen. Daarna werden de ondersteunde gezinnen besproken, werd er gecollecteerd onder de aanwezigen en werd de opbrengst uit het Antoniusbusje bekend gemaakt. De bijeenkomsten werden weer afgesloten met gebed.
Decennialang heeft de Vincentiusvereniging zo gefunctioneerd. Met de ontwikkeling van de verzorgingsstaat kwamen er veranderingen. Ze ging zich meer richten op ouderen, het organiseren van een soos, het bezorgen van kerstattenties en vanaf de jaren tachtig zoals hierboven vermeld het runnen van de kringloopwinkel. Anno 2015 heeft de Vincentiusvereniging Zoetermeer bijna 80 leden. Een deel doet het bezoekwerk aan ouderen van 75 jaar en ouder, het grootste deel is op een of andere manier betrokken bij 't Schuurtje. Wat 'de naakten kleden ' betreft kan hier nog genoemd worden, dat in het verleden de Vincentiusvereniging ook geregeld een beroep deed op de Naaikrans van de parochie. Die had als taak de kerkelijke paramenten te verzorgen, maar maakte tot haar opheffing in 1959 op verzoek ook kleding en ondergoed, als de Vincentiusvereniging deze niet in vooraad had.
 

De gevangenen bezoeken

Zoetermeer kent sinds 1995 een Penitentiaire Inrichting. Het is deels een Huis van Bewaring en deels een Inrichting voor Stelselmatige Daders (ISD). Aanvankelijk was het de bedoeling om langs de PI te lopen, maar omdat de ontvangst bij de Vincentiusvereniging langer duurde dan gepland en er weinig vanaf de buitenkant te zien is aan een gevangenis, liepen we direct terug naar de Dorpsstraat.
Het gebouw waar nu de Zoetelaar is gevestigd (nr. 99) was vroeger de Christelijke School. Kort na de bevrijding heeft dit gebouw ruim een maand als gevangenis gefunctioneerd. De Binnenlandse Strijdkrachten pakten toen alle NSB-ers, collaborateurs en anderen die de Duitsers gewillig waren geweest op. Daarbij speelden ook persoonlijke afrekeningen mee. Vijftig mannen en vijftien vrouwen werden hier vastgezet. Voor het nu verdwenen schoolhek speelden zich hartverscheurende taferelen af, als kinderen een glimp van hun ouders wilden opvangen en werden weggejaagd. De gevangenen mochten geen bezoek of brieven ontvangen. Alleen op donderdag kon de vuile was worden opgehaald en op vrijdag de schone was afgeleverd. Eind juni 1945 gingen alle gevangenen naar kampen in Duindorp, de Harskamp, Westerbork en Castricum. Later volgden processen, 22 mensen verloren hun Nederlanderschap. Anderen werden vrijgesproken. Vol wrok kwamen zij terug of ze wilden Zoetermeer nooit meer zien.
 

De vreemdelingen herbergen

Voordat de A12 werd aangelegd ging alle verkeer van Den Haag naar Gouda en Utrecht over de Dorpsstraat. Bij de Oude Kerk kruisde die de doorgaande weg van Leiden naar Rotterdam. Geen wonder, dat langs de Dorpsstraat minstens vijf herbergen gevestigd waren, sommige met kolfbaan. Zo stond op de plaats van het nieuwe parochiecentrum vroeger de Rode of Gouden Leeuw. Bij deze gelegenheden kon men de paarden wisselen, eten en drinken. Bij sommige kon men zelfs overnachten.
In de 17e tot 19e eeuw kwamen zomers in deze streken ook Duitse seizoenarbeiders. Ze werden 'hannekemaaiers' genoemd, omdat ze haast allemaal Hannes of Johannes leken te heten en hier kwamen om gras te maaien of om veen te baggeren. Een andere benaming was 'poepen', omdat zij elkaar vaak met 'Bube', maat, aanspraken.
 

De doden begraven

 
Bij het graf van zuster Mulder
 
De stadspelgrimage eindigde bij de katholieke begraafplaats achter de Nicolaaskerk. Daar ligt ook Hendrika Mulder begraven, bij veel Zoetermeerders beter bekend als 'zuster Mulder'. Lange tijd was zij vrijwel de enige vroedvrouw in Zoetermeer. Bijna vijftig jaar lang, vanaf 1923, stond zij duizenden moeders en baby's bij. "Ze was de schrik van alle mannen," aldus Ton Vermeulen. "Alles wat voor haar belangrijk was, waren vrouwen en kinderen. Ze hield de mannen waar nodig op afstand."
Zuster Mulder overleed in 2000, ruim 102 jaar oud en ligt bij toeval begraven in hetzelfde graf als haar moeder. De foto rechtsboven op het affiche aan het begin van dit blog toont zuster Mulder rond 1950, terwijl zij haar moeder verzorgt. Op de achtergrond staat een beeld van het H. Hart, symbool van liefde en barmhartigheid.
 

Afsluiting

Het voorbeeld van Zoetermeer laat zien, dat een stadspelgrimage ook kan worden georganiseerd in een meer dorpse context op voorwaarde dat de nodige historische verhalen vallen te vertellen. Een stadspelgrimage biedt ook een participatiestructuur waardoor de deelnemers in contact kunnen komen met werelden die ze niet zo kennen. Dat gold ook in Zoetermeer. Een aantal deelnemers had de verhalen van vrijwilligers van de Voedselbank en de Vincentiusvereniging nooit eerder uit eerste hand gehoord. De tocht hielp hen letterlijk over de drempel. Het lopen van de ene plek naar de andere bood ook de gelegenheid om onderling ervaringen uit te wisselen. En bijna iedereen merkte op, dat men zaken over Zoetermeer gehoord en gezien had die men voordien niet had geweten. "Je gaat met andere ogen naar je eigen stad kijken."
 

Bronnen

 
Ronald Grootveld, Armenzorg in Zoetermeer-Zegwaart in de 18e eeuw, in: 't Seghen Waert, Jg. 32, nr. 4, november 2013, p. 2-13
 
Ton Vermeulen, 100 jaar Sint Vincentiusvereniging, in: 't Seghen Waert, Jg. 32, nr. 4, november 2013, p. 14 -32
 
Ton Vermeulen, Barmhartigheid in beide dorpen. In: AD vrijdag 12 juni 2015

Stadspelgrimage langs werken van barmhartigheid 1: de opzet

Op zaterdag 13 juni 2015 organiseerde de H. Nicolaasparochie in Zoetermeer een stadspelgrimage als onderdeel van haar jaarlijkse Diaconieweekend. Tijdens zo'n weekend staan niet alleen de vieringen in het teken van de diaconie, maar wordt er meestal ook een andere activiteit georganiseerd om de diaconie voor het voetlicht te brengen. Diaken Walther Burgering wist, dat ik in het verleden de initiatiefnemer was geweest van stadspelgrimages of spiritueel-diaconale wandelingen in Gouda en Delft. "Zou zo'n tocht ook niet in Zoetermeer kunnen worden gehouden?," vroeg hij mij begin dit jaar. Tja, waarom niet? Het zou wat moeilijker worden om geschikte halteplaatsen vast te stellen. Oud-Hollandse steden als Gouda en Delft kennen veel historische gebouwen die vroeger (en soms nu nog) gebruikt zijn voor allerlei vormen van armenzorg en liefdadigheid. Denk b.v. aan gasthuizen, hofjes, weeshuizen of oudeliedenhuizen. Zoetermeer daarentegen is lange tijd een dorp geweest, of eigenlijk twee dorpen: Zoetermeer en Zegwaart. Pas sinds de gemeente in 1962 werd aangewezen als groeikern, is het inwonertal geexplodeerd van 10.000 naar 125.000 inwoners. Een dorp kent veel minder instellingen voor armenzorg dan een stad. Maar met de inbreng van iemand, die goed op de hoogte is van de lokale geschiedenis, moet je toch een eind kunnen komen, was mijn inschatting. Walther Burgering kende wel zo'n parochiele vrijwilliger: Ton Vermeulen, geboren Zoetermeerder, historicus en lid van het Historisch Genootschap Oud Soetermeer. Met zijn drieen hebben we de stadspelgrimage ontwikkeld.

Het model van de stadspelgrimage

Een stadspelgrimage is een tocht langs diaconaal betekenisvolle plekken uit verleden en heden, waarbij onderweg via ontmoetingen, het vertellen van verhalen, gedichten, gebeden en/of liederen wordt stilgestaan bij de christelijke dienst van zorg, solidariteit en verzet ten behoeve van mensen in nood. Ik heb voor het eerst kennis gemaakt met de stadspelgrimage ('urban pilgrimage'), toen ik in 2005 deelnam aan het Nieuwe Ledenprogramma van de Iona Community in Glasgow. Bij pelgrimeren denk je meestal aan een tocht door de vrije natuur naar een heilige plek. Ook de Iona Community, een internationale oecumenische gemeenschap, heeft hiermee veel ervaring. Al vanaf de jaren veertig van de vorige eeuw organiseert zij wekelijks tussen Pasen en de herfstvakantie een pelgrimage over het Schotse eiland Iona. De tocht voert langs plaatsen van historisch en religieus belang, waarbij wordt stil gestaan bij de levensweg van elke mens en van de wereld.
Toen in 1997 de veertienhonderdste sterfdag van Columba werd herdacht, besloot de Iona Community om, geent op dit model, eenmalig een stadspelgrimage in Glasgow te houden. De tocht startte in Govan, waar George MacLeod predikant was voordat hij met de Iona Community begon. De pelgrimage voerde daarna langs allerlei plekken in de binnenstad die verbonden zijn met de strijd tegen armoede en onrecht. Ze werd afgesloten in de Gorbal's. In deze achterstandsbuurt van Glasgow zijn leden van de Iona Community altijd heel actief geweest. De ervaringen met deze stadspelgrimage waren zo positief, dat zij nu een vast onderdeel is in de programma's voor nieuwe leden en stafmedewerkers van de Iona Community. Zo maakte ik er ook kennis mee. En ik vroeg me af, of zoiets ook niet in Nederland mogelijk zou zijn.
Er bestaan soortgelijke initiatieven, zoals kerkenpaden, diaconale wandelingen en multiculturele tochten langs christelijke kerken, moskeeën, hindoetempels en synagogen. Het Platform Levensbeschouwing in Kleurrijk Fryslan ontwikkelde het "Kleurrijk Fryslan Pad. Weg van vrede en gastvrijheid'. Daarmee wilde zij bijdragen aan "ontmoetingen van mensen rond ervaringen van leven en overleven, van lijden en verzet, van opstand en bevrijding, en van vrede en verzoening." Pax Christi en  KRO De Wandeling organiseerden aan het begin van dit Millennium een aantal jaren adventstochten. Dat heeft geleid tot een handleiding om zelf een voettocht op te zetten: ‘Op stap naar vrede’ (2004). De Vastenaktie organiseert sinds 2011 jaarlijks een driedaagse Pelgrimstocht in de Veertigdagentijd, waarbij men aandacht vraagt voor het Vastenaktieproject. Ook lokaal schieten de vastenwandelingen en vredeswandelingen als paddenstoelen uit de grond.
Een stadspelgrimage heeft heel wat gemeen met deze initiatieven. Het eigene is, dat zij probeert om
zowel informatie te bieden als bezinning te stimuleren. Zo probeert zij de uiterlijke en de innerlijke reis van de deelnemers op elkaar te betrekken en de diaconale gezindheid van de deelnemers te verdiepen. Daarmee wil een stadspelgrimage meer bieden dan een interessante stadswandeling.

Werken van barmhartigheid als rode draad

Bij de ontwikkeling van de stadspelgrimage in Zoetermeer hebben we als inhoudelijke kapstok gekozen voor de werken van barmhartigheid. Met enige goede wil konden we alle zeven werken wel koppelen aan een of meerdere locaties in of rond de Dorpsstraat. Daarop hebben we een route vastgesteld langs zeven halteplaatsen. Bij elke halteplaats stond één specifiek werk van barmhartigheid centraal. Daar vertelde een van ons, meestal Ton Vermeulen, wat er op deze plek in het verleden gedaan werd. De toelichting werd telkens afgesloten met een meditatie over dit werk van barmhartigheid, uitgesproken door Walther of mij. Deze meditaties hebben we ontleend aan het boekje met gedichten van Hub Crijns over de werken van barmhartigheid (Uitgave: Arme Kant van Nederland/EVA, mei 2014).
Op twee locaties hebben we een ontmoeting gearrangeerd met vrijwilligers, die zich heden ten dage inzetten voor Zoetermeerders in nood. Bij 'de hongerigen voeden' stond de Voedselbank centraal en gaf Anneke Gouweleeuw, coordinator van het uitdeelpunt in het parochiecentrum, een toelichting. 'De naakten kleden' werd ondergebracht in het Schuurtje van Vincentius, omdat deze tweedehandswinkel ook veel kleding verkoopt. Leden van de Vincentiusvereniging Zoetermeer onthaalden de deelnemers gastvrij in hun gebouw en vertelden over hun werk, dat ook veel raakvlakken kent met andere werken.


Deelnemers in Zoetermeer onderweg

Publiciteit

Wie wilden we bereiken met deze stadspelgrimage? Allereerst de diaconale vrijwilligers in de parochie. Via deelname aan de stadspelgrimage zouden ze meer kennis kunnen krijgen van de lange traditie waarin ze staan, ook lokaal, en hun eigen gelovige inspiratie voor het diaconaal handelen kunnen voeden. Daarnaast was ook een breder publiek welkom van parochianen en niet-parochianen. Voor de stadspelgrimage is geworven via de interne kanalen van de parochie en de website, maar ook via publicaties in de plaatselijke pers. In het Streekblad Zoetermeer van 11 juni verscheen een interview met Walther Burgering en Ton  Vermeulen onder de titel 'Stadspelgrimage geeft onbekende historische plekken een betekenis.'  En een dag later publiceerde de Zoetermeerse editie van het AD een paginagroot artikel van Ton Vermeulen over de eeuwenlange zorg voor de armen in Zoetermeer, waarbij in een kader werd gewezen op de stadspelgrimage.

In een tweede blog volgt het eigenlijke verslag van de stadspelgrimage aan de hand van de werken van barmhartigheid.

maandag 18 mei 2015

Armen zijn duurder uit

Over het onrecht van de boete op armoede

Vier jaar geleden was armoede het jaarthema van de Iona Community. De jaarlijkse week op Iona voor members van de Community werd toen geleid door Niall Cooper, de landelijke coördinator van Church Action on Poverty. In Grieshog 28 heb ik daarvan indertijd verslag gedaan. De samenwerking met Cooper en zijn organisatie is sindsdien geïntensiveerd. Dat heeft onder meer geleid tot een gezamenlijk project over wat de Engelsen noemen de ‘poverty premium’. Ik zou daarvoor eerder het begrip ‘boete op armoede’ willen gebruiken dan ‘armoedepremie’. Beide begrippen willen in ieder geval het verschijnsel aanduiden dat armen meer moeten betalen voor dezelfde goederen en diensten dan mensen die het financieel breder hebben. Begin december verscheen het eindrapport ‘Food, Fuel, Finance’. Hierin wordt de werking van dit verschijnsel uitvoerig uit de doeken gedaan voor maar liefst vijf gebieden. Alle vijf beginnen ze met een F: naast voedsel (Food), energie (Fuel) en geld (Finance) ook huisraad (Furniture) en  uitvaart (Funeral). In vertaling bekt dat veel minder dan vijf F-woorden op een rijtje. Maar de inhoud is even schokkend en zette mij ook aan het denken. Wordt er alleen in Groot-Brittannië een boete op armoede geheven of gebeurt dat ook in Nederland? En zo ja, hoe dan?



Onderzoek

‘Food, Fuel, Finance’ bouwt voort op eerdere onderzoeken over dit onderwerp, maar berust vooral op de inbreng van armen zelf. Onder het motto ‘Nothing about us, without us, is for us’ zijn eerst enige focusgroepen gevormd van mensen, die in armoede leven. Met hen zijn de betreffende onderwerpen en hun gevolgen voor het dagelijkse leven verkend. Daarna zijn de resultaten besproken in verschillende rondetafelconferenties, waaraan naast de armen als ervaringsdeskundigen ook andere partijen en deskundigen deelnamen. Dat heeft geleid tot een aantal concrete voorbeelden en aanbevelingen om deze boete op armoede ongedaan te maken.

Voedsel

De stijgende kosten van levensonderhoud in Groot-Brittannië raken vooral de huishoudens met lage inkomens, omdat zij minder vrij besteedbaar inkomen hebben. Vaak zijn de inwoners van arme buurten ook duurder uit, omdat de grote supermarkten in andere wijken gevestigd zijn. Ze zijn dan aangewezen op kleine buurtwinkels, die duurder zijn en een minder groot en gezond assortiment voeren. Dat geldt in nog sterkere mate voor arme mensen die op het platteland leven.

Als je minder geld voor levensmiddelen hebt, kan je ook minder gebruik maken van bonus- en bulkaanbiedingen (drie voor de prijs van twee). Een typerend antwoord op de vraag in het onderzoek ‘hoe ga je om met je budget voor voedsel’ was ook ‘hoezo budget?’ Na de vaste kosten voor huur, energie, zorgverzekering en dergelijke, blijft er weinig over. Sommige ouders slaan maaltijden over om er voor te zorgen dat hun kinderen genoeg eten.

Mensen die in armoede leven, missen vaak ook de mogelijkheden om hun situatie te verbeteren. Ze hebben minder keukenapparaten en opbergruimte. Het witgoed dat ze hebben, slurpt meer energie. Soms beschikt men ook over minder kennis om gezond te koken.

Energie

Huishoudens met lage inkomens betalen hoger dan gemiddelde prijzen voor gas en elektriciteit. Gebruikelijk is, dat gas en elektriciteit op krediet worden geleverd en achteraf worden afgerekend. In Nederland wordt je gebruik van te voren ingeschat en betaal je elke maand een voorschot. Een keer per jaar wordt het reële verbruik vastgesteld en het verschil verrekend. Met een strenge winter kan je ook hier voor verrassingen komen te staan. Als je in Groot-Brittannië niet kredietwaardig bent en/of als je niet voor verrassingen wil komen te staan en je niet meer wil betalen dan je je kunt veroorloven, kan je gas en elektriciteit betrekken via een pre-paidmeter. Zeg maar het oude systeem van de gasmeter met muntjes die je van te voren hebt betaald. Probleem is wel, dat de kosten per kilowattuur elektriciteit of kubieke meter gas aanzienlijk hoger zijn. Onderzoek in Groot-Brittannië wijst uit, dat een huishouden dat een pre-paidmeter  gebruikt, gemiddeld 253 euro meer betaald voor dezelfde hoeveelheid brandstof als via het normale systeem.


Huishoudens met lage inkomens wonen vaak ook in slecht geïsoleerde huizen en de huisbazen zijn niet geneigd hieraan wat te doen.. Dat draagt er ook toe bij, dat velen in koude kamers moeten leven.
Veranderen naar een goedkopere leverancier zou een optie kunnen zijn, maar er is weinig goede informatie beschikbaar over de werkelijke tarieven. En vergelijken van tarieven wordt ook moeilijk, als je niet beschikt over internet.

Energiemaatschappijen blinken ook niet uit door hun klantvriendelijkheid. Voor mensen met een laag inkomen komt daar ook bij dat je moet betalen voor de klantenservicenummers en je vaak in de wacht wordt gezet. De telefoonrekening loopt door…

Geld

Geld lenen kost geld, en niet zo weinig ook.
Een eerste belangrijke gegeven uit het onderzoek was, dat veel mensen weinig vertrouwen hebben in de financiële instituties, vaak ook op grond van slechte ervaringen in het verleden. De meeste respondenten hadden wel een bankrekening, maar lieten hun geld daar maar kort op staan. Liever betaalden ze rekeningen van instanties contant tegen meerkosten dan via automatische overschrijvingen. Daarmee waren in het verleden teveel fouten gemaakt (niet of te vroeg afschrijven), die hen soms in grote financiële problemen hadden gebracht.

De meeste mensen met een laag inkomen hebben geen creditcard of mogen niet tot een bepaald bedrag rood staan (weliswaar tegen een hoog rentepercentage). Als ze dan toch plotseling geld nodig hebben, zijn ze aangewezen op louche kredietmaatschappijen of payday loans.

Leven op een klein inkomen betekent, dat je heel strikt moet omgaan met je geld, week in week uit. Er is weinig flexibiliteit om onverwachte uitgaven op te vangen. Als dan je fornuis of wasmachine kapot gaat, moet je of interen op je budget voor eten of verwarming, of toch in zee gaan met een kredietmaatschappij. En, zo is ook de ervaring in Nederland, als je achter raakt met betalingen, vermeerdert de schuld zich snel met administratiekosten en incassokosten. En je moet in Nederland ook niet achterraken met de premie voor de zorgverzekering. Als zes maanden niet wordt betaald en er een invorderingsprocedure wordt gestart bij de werkgever of uitkeringsinstanties moet niet alleen het bedrag worden betaald dat iemand nog schuldig is, maar komt er ook nog een boete over dat bedrag heen. Dit is geen kleine boete, maar een flink percentage van maar liefst 30 procent van wat al betaald moet worden.

Huisraad

Omdat mensen met een laag inkomen vaak niet voldoende spaargeld hebben om grote uitgaven te betalen, zoals voor nieuwe meubelen of witgoed, leidt de aanschaf daarvan vaak tot schulden. Een uitweg is het kopen op afbetaling, maar de kosten daarvan zijn aanzienlijk.

Uitvaarten

Een begrafenis of crematie kost veel geld. De kosten voor een uitvaart in Groot-Brittannië zijn in tien jaar tijd met 80 procent gestegen. Je bent al snel 3.500 pond kwijt, wat nog kan verdubbelen door bijkomende kosten als een grafzerk. Een van de problemen is, dat mensen niet op hun best zijn na een sterfgeval in hun directe omgeving en zich tal van zaken laten aanpraten door een uitvaartonderneming. Er zijn ook gevallen bekend, dat uitvaartondernemers eerst een aanbetaling van 2000 pond verwachten voordat ze in actie komen. Meer dan de helft van de ondervraagden moesten een lening (bij familie of vrienden of bij kredietmaatschappijen) aangaan om de uitvaartkosten te kunnen betalen.
In Nederland is het systeem van uitvaartverzekeringen meer verbreid, maar oude polissen dekken vaak slechts een klein deel van de kosten.

Aanbevelingen

De organisaties pleiten ervoor, dat de boete op armoede wordt aangepakt en dat bij alle plannen ook mensen met een laag inkomen worden betrokken. Niet alleen de overheid heeft hier een taak. Ook worden commerciële bedrijven, die voedsel, energie en financiële diensten leveren, opgeroepen om de boete op armoede te verkleinen en de toegang van arme mensen tot deze producten te verbeteren. Je zou ook kunnen denken aan de oprichting van coöperaties en sociale ondernemingen voor b.v. de collectieve inkoop van producten.

 

Kenny McBride and Sarah Purcell, Food, fuel, finance. Tackling the poverty premium. December 2014.

 

dinsdag 24 maart 2015

Vezelay 1946: de ontbrekende schakel gevonden

Eind deze week verzamelen zich in verschillende plaatsen in Groot-Brittannië pelgrims om in de Goede Week deel te nemen aan een van de 'Cross Pilgrimages'. Zelf heb ik verleden jaar meegelopen met de Northern Cross Pilgrimage van Melrose naar de Holy Island of Lindisfarne. Toen ik de eerste avond hoorde over de voorgeschiedenis van deze pelgrimstocht, voortgekomen uit de Student Cross Pilgrimage, kwam bij mij het vermoeden op, dat deze Student Cross Pilgrimage en de vredesbeweging Pax Christi wel eens dezelfde wortels zouden kunnen hebben (zie mijn blog van 12 april 2014.) Dat vermoeden werd nog versterkt toen ik afgelopen zomer nog eens terugblikte op mijn pelgrimservaringen en wat speurwerk deed. Zo vond ik een artikel van Kenneth Williams, die in 1976 gestart is met de Northern Cross Pilgrimage en ook dit jaar de algemeen coördinator is. Daarin schreef hij, dat het idee om een pelgrimage te houden waarbij een kruis wordt meegedragen, afkomstig is uit Frankrijk. "In 1946, vlak na de Tweede Wereldoorlog, droeg een aantal groepen kruisen naar Parijs als een vorm van boetedoening voor de zonden die in de oorlog waren begaan. Het jaar daarop droegen enige Engelse groepen kruisen naar het bedevaartsoord van Walsingham. Deze kruisen kan je daar nog steeds zien. Hieruit ontstond het idee van Student Cross als een pelgrimage naar Walsingham." De tocht naar Parijs bleek bij nadere beschouwing de internationale kruistocht voor gebed en vrede naar Vezelay te zijn, waaraan inderdaad enige Engelsen hebben deelgenomen. Veel verder dan het vermoeden van een gemeenschappelijke voedingsbodem kwam ik op dat moment echter niet.


Geschiedenis van Pax Christi

In zijn eerder dit jaar verschenen geschiedenis van 65 jaar Pax Christi Nederland typeert Maarten van den Bos de eerste jaren van deze vredesbeweging als een initiatief om door ontmoeting, gebed en pelgrimage te komen tot verzoening en verbroedering. Pax Christi was in die periode kort na de Tweede Wereldoorlog eerder een vroomheidsbeweging dan een pressiegroep om politieke veranderingen richting vrede te bewerkstelligen. De gezamenlijke bedevaart vormde de kern van haar activiteiten. Daarom werden internationale congressen ook telkens in een Mariabedevaartsoord gehouden, zodat die konden worden verbonden met een pelgrimstocht. Het ervaren van gemeenschap onderweg kon zo de basis vormen voor een nieuwe mentaliteit.  Die verbroedering en verzoening zou gewelddadigheden in de toekomst kunnen voorkomen (p. 21, 37).
Op de rol van pelgrimeren in het werk van Pax Christi zal ik in een volgend blog nog wat nader ingaan. Maar al bij de start van Pax Christi in Frankrijk spelen gebed en pelgrimage een belangrijke rol. Van den Bos vertelt hoe in maart 1945 een groepje verzetsmensen contact zocht met Mgr. Theas, bisschop van Montauban. Deze bisschop was in oorlogstijd een scherp tegenstander geweest van het bewind van Pétain en had zich openlijk uitgesproken tegen de behandeling van de joden. De laatste maanden van de oorlog bracht hij in gevangenschap door. Daar viel hij op door zijn preken over vergeving en verzoening. Met name een meditatie over de Bergrede en Jezus' opdracht 'Heb je vijanden lief' baarde opzien. Om die reden richtte het groepje verzetsmensen, waaronder Marthe Dortel-Claudot, zich tot hem. Zij hadden het plan opgevat om op georganiseerde wijze te gaan bidden voor de verzoening met Duitsland en wilden Mgr. Theas het voorzitterschap van deze beweging aanbieden. Die stemde daarin toe, mits Marthe Dortel-Claudot de dagelijkse leiding op zich zou nemen. Op 22 april verscheen een artikel in het katholieke dagblad La Croix. "Bedoeling was onder het motto 'Pax Christi in regno Christo - de vrede van Christus in het rijk van Christus, de wapenspreuk van paus Pius XII - een 'gebedskruistocht voor Duitsland' te organiseren om zo te werken aan verzoening met de voormalige vijand." (p. 34) De response was groot: 75.000 mensen meldden zich bij het secretariaat van Dortel-Claudot. Een jaar later vond de eerste grote bijeenkomst plaats in Lourdes in aanwezigheid van 7 Duitse pelgrims. De beweging werd in de volksmond inmiddels Pax Christi genoemd. In 1947 werd dit gevolgd door het eerste internationale congres, eveneens in Lourdes, met deelnemers uit Duitsland, Frankrijk, Italië, Engeland en Zwitserland. Bij een bijeenkomst in het Duitse bedevaartsoord Kevelaer in april
1948 waren voor het eerst ook Nederlanders aanwezig, met name uit de kringen van de Tochtgenoten van Sint Frans. Dat leidde tot de oprichting van de Nederlandse afdeling op 5 mei 1948 in de wachtkamer derde klasse van het Utrechtse Centraal Station.
Gebedskruistocht, pelgrimages, Mariaheiligdommen - Van den Bos gaat er uitvoerig op in. Maar helaas, Vezelay noemt hij niet. De gewenste schakel blijft voor mij ontbreken.

Gebedskruistocht

 
Totdat op 13 maart een artikel verschijnt op de website van Pax Christi Internationaal over de start van de Pax Christi beweging. Het is die dag exact 70 jaar geleden, dat een tweede ontmoeting plaats vond tussen Mgr. Theas en de groep rond Marthe Dortel-Claudot, die wordt gezien als de officiële start. De eerste had twee dagen daarvoor plaats gevonden, maar de bisschop wilde eerst toestemming hebben van de aartsbisschop van Toulouse. Daarop bezocht mevrouw Dortel kardinaal Saliege in Toulouse op 12 maart en keerde terstond terug met een positief resultaat. "De volgende dag, 13 maart 1945, autoriseerde bisschop Theas mij als zijn secretaris om een gebedskruistocht voor Duitsland te starten," zou zij later schrijven. "Bij het afscheid voegde hij me toe: 'U bent gezonden door de Heilige Geest. Op diezelfde avond stelde mijn oom voor om de beweging 'Pax Christi' te noemen, wat ik graag accepteerde."

Vezelay 1946

Even verderop in dit artikel staat dan een passage over de gebedskruistocht van 1946 in Vezelay.
"Van 19 tot en met 22 juli 1946 werd in Vezelay (Midden-Frankrijk) een 'gebedskruistocht voor vrede' georganiseerd door Benedictijnen van de abdij van Sainte Marie de la Pierre-qui-Vire, in het Franse departement Yonne. De jonge Pax Christi-beweging ondersteunde dit initiatief. Exact 800 jaar eerder en vanaf dezelfde heuvel had Bernardus van Clairvaux opgeroepen tot de Tweede Kruistocht naar het Heilig Land. De 'kruistocht voor vrede' stond hier diametraal tegenover - een daad van boete, bekering, vergeving en vrede, in een Europese context. Veertien houten kruisen werden in een pelgrimstocht gebracht vanuit Groot-Brittannië, Luxemburg, Zwitserland, België, Italië en verschillende plaatsen in Frankrijk naar de magnifieke Romaanse basiliek."
 
Tot de deelnemers behoorde ook Ignace Lindemans, oud-voorzitter van Pax Christi Vlaanderen en op dat moment een student in Leuven. Met de Belgische delegatie liep hij achter een van de veertien houten kruisen. Duitse krijgsgevangenen, die hadden geholpen bij het bouwen van onderdak voor de pelgrims, vroegen op het laatste moment toestemming om zelf ook een kruis te hebben. Daarop werd een vijftiende kruis opgericht. Tot op de dag van vandaag staan de kruisen, inclusief het kruis van de Duitse gevangenen, dat altijd is versierd met bloemen, in de basiliek van Vezelay. Met het opschrift 'Kruistocht van de vrede Duitsland 1946' contrasteert het sterk met het standbeeld van Bernard van Clairvaux, die tot een gewapende kruistocht opriep in 1146.
 

 Conclusies

Mijn vermoeden, dat de Student Cross Pilgrimage (en Northern Cross Pilgrimage) uit dezelfde voedingsbodem als Pax Christi zijn voortgekomen, is nu bevestigd. De gebedskruistocht voor de vrede die in 1946 in Vezelay gehouden is was voor enige deelnemende Engelsen het voorbeeld om ook in eigen land dergelijke tochten te organiseren. De jonge beweging Pax Christi ondersteunde dit initiatief, zoals ook andere Franse katholieke organisaties dat deden (b.v. de scouting). In een enkele publicatie wordt Pax Christi zelfs als organisator genoemd. Dat is waarschijnlijk te veel eer, maar onder de 30.000 tot 40.000 deelnemers in Vezelay zullen velen hebben gezeten, die zich eerder bij Pax Christi hadden aangemeld.
De term 'gebedskruistocht' lijkt een wat zwaardere lading te hebben dan ik aanvankelijk dacht. Met de veertien kruisen ligt een associatie met de veertien staties van de kruisweg voor de hand. Aanvankelijk was Duitsland niet uitgenodigd voor deze internationale pelgrimage, maar door de positieve reactie op het verzoek van de Duitse krijgsgevangenen om ook een kruis te mogen bijdragen, kreeg dit vijftiende kruis wel een bijzondere lading als teken van verzoening en opstanding. Daarnaast is de term 'gebedskruistocht voor de vrede' bewust gekozen als tegenhanger van de gewapende kruistochten uit de Middeleeuwen.
Door deze gebedskruistocht in het teken te zetten van boete, bekering, vergeving en vrede in een Europese context is deze activiteit, hoe spiritueel ook van karakter, tegelijk ook een voorbeeld van een verbinding van pelgrimeren en maatschappelijke doeleinden,
 

Bronnen

 
Maarten van den Bos, Mensen van goede wil. Pax Christi 1948-2013, Wereldbibliotheek Amsterdam, 2015
 
 
Kenneth Williams, 'Whan that in april the shoures soete': The Northern Cross Pilgrimage. In: The Reader summer 2008 Vol 105 No 2, p. 12 - 13